Rien ten Hove en Rien Visser. Naast hun voornamen hebben ze nog iets gemeen: allebei werken ze bijna 40 jaar op de Jacobus Fruytier scholengemeenschap. Het zijn daarmee Fruytierianen met de meeste dienstjaren op de teller. Ze blikken samen terug op de beginjaren van de school.
“Die eerste schooldag op de Fruytier was een teleurstelling”, valt Rien V. met de deur in huis. “Er was geen schoolgebouw. Toen ik in 1985 begon, werden de lessen gehouden in vier basis– en kleuterschoolgebouwen verdeeld over de wijk Zevenhuizen in Apeldoorn.” Het was een groot contrast met zijn vorige baan. “Op het Van Lodenstein College waar ik in 1979 als amanuensis (technisch onderwijsassistent) begon, had ik een groot kabinet. Op de Fruytier werd in gebouw 4 in een toiletgroepje een aanrecht gemaakt, zodat ik daar de eerste tijd kon werken. Later verhuisden we naar een klein kantoortje, waar vroeger de hoofdleidster van de kleuterschool zat.” Rien t. H. herinnert zich gebouw 3 nog goed: “Dat gebouw had drie lokaaltjes. Aan het begin hadden we daar een klein kleuterbordje waar je als docent je sommen op moest maken. Je moest er op de knieën voor. Een beproeving was het!”
Rien t. H. startte in 1985 als natuur– en wiskundedocent in Apeldoorn. Hij weet nog dat ze de opdracht kregen om practicumbenodigdheden voor biologie, scheikunde en natuurkunde aan te schaffen. “In juni 1985 ging ik samen met Eppie Klein, Klaas Ruitenburg en Rien V. naar Breukhoven in Rotterdam. Daar zochten we practicumbenodigdheden uit. Eppie Klein had ons op het hart gedrukt om ruim te bestellen zodat we voor alle klassen voldoende hadden. Dat deden we. We maakten een begroting en kwamen uit op 103.000 gulden. Toen Eppie Klein vervolgens navraag deed hoeveel geld er beschikbaar was, bleek dat maar 3.000 gulden te zijn.“ Lachend vervolgt hij: “Je kunt wel nagaan dat we veel moesten schrappen van de bestelling. Alleen het meest noodzakelijke konden we bestellen.” Rien V. zegt: “En dan te bedenken dat er tegenwoordig bij zowel biologie, scheikunde als natuurkunde een inventaris met een waarde van zo’n 300.000 gulden is.”
In de beginjaren werden er heel wat kilometers afgetrapt door de docenten. “In gebouw 4 stonden fietsen voor collega’s die van ver kwamen. Die haalde je ’s ochtends eerst op”, vertelt Rien t. H. “Soms moest je wel een kwartier fietsen om bij een ander gebouw te komen.” Rien V. vult aan: “Ik was de enige technisch onderwijsassistent voor drie vakken en gaf daarom in verschillende gebouwen les. Dat betekende dat ik regelmatig met een kratje materialen achter op mijn fiets door de wijk fietste.”
De jaren verstreken en de Fruytier groeide tot acht gebouwen en tien gymlocaties. Ondertussen werd er hard gewerkt aan de bouw van het huidige schoolgebouw aan de Anklaarseweg. Dat werd tijd; de toestand van de kleuter- en basisschoolgebouwen werd steeds slechter. Rien t. H. vertelt: “Op een regenachtige zondag is het dak van gebouw 8, dat goedgekeurd was door de gemeente, ingestort. De regenpijpen bleken verstopt en het dak kon al dat water niet aan. Niemand was in school, anders waren er misschien wel mensen bij omgekomen.” Hij vervolgt: “De gebouwen waren echt heel oud. Ik stond eens voor de klas en ging met mijn hakken op en neer. De jongens op de eerste rij deinden gewoon mee.” Op 1 januari 1993 betrokken alle docenten en leerlingen het 24 miljoen gulden kostende gebouw aan de Anklaarseweg.
Dat er in vier decennia veel verandert, merk je als de mannen samen terugblikken. “Weet je nog dat we in het verleden personeelsuitjes hadden met álle personeelsleden?” vraagt Rien t. H. “Ja, zelfs met aanhang”, vult Rien V. hem aan. Hij vervolgt: “Ik kan me nog goed herinneren dat we bij het Jopie Huisman Museum waren, in Friesland. En dat we met een rondvaarbootje door de Biesbosch voeren.” Rien t. H.: “Dat is allemaal verleden tijd, heel jammer. Er was toen een sterk wij-gevoel, een hechte kliek. Het saamhorigheidsgevoel is wel gebleven, maar zit nu meer in kleinere groepen, binnen de teams.”
De jongeren veranderen niet. Soms heb je een brutale leerling, maar die had je veertig jaar geleden ook.
“Mijn 40-jarig onderwijsjubileum was een hoogtepunt”, vertelt Rien V. als hem gevraagd wordt naar de mooie momenten in zijn carrière. “Sinds 1979 zit ik al in het onderwijs.” Elke dag gaat hij nog met plezier naar zijn werk. “De dagelijkse omgang met de leerlingen die je groeten of bij je komen met hun vragen, geeft zo’ ‘n voldoening. Of de leerlingen die je kunt helpen aan een onderwerp voor hun profielwerkstuk waar ze anders nooit op gekomen waren.” Hoe hij zelf bij die onderwerpen komt? “Ik ben de enige in school die nog boeken gebruikt. Ik heb tien meter lange boekenplanken, vol boeken. Daar staat nou net in wat je zoekt.” Ook door zijn jarenlange ervaring en opgebouwde kennis weten veel collega’s en leerlingen Rien V. te vinden. Hij reageert bescheiden: “Ik help ze graag.”
Rien t. H. antwoordt op de vraag over mooie momenten in zijn carrière: “Dat er elk jaar weer leerlingen slagen van wie je aanvankelijk dacht dat ze het niet zouden halen. En het 20-jarig bestaan van de school, dat herinner ik me ook goed. We kregen toen allemaal een Statenbijbel met kanttekeningen van het bestuur.” Ook noemt hij de buitenlandse excursies die hij begeleid heeft. “Dat hadden we in 1985 toch nooit kunnen denken, dat we naar het buitenland zouden gaan. Laat staan Rome en buiten Europa.”
En dan de moeilijke momenten. “Daar hebben we er misschien wel meer van”, zegt Rien t. H. met een zucht. Beide mannen denken aan het overlijden van leerlingen, door een ongeval of ziekte. Ze weten ze allemaal nog bij naam te noemen. Het blijft hen bij. “Meneer Westerink had op zijn bureau een blaadje liggen met oud-leerlingen die na hun schoolperiode zijn overleden. Toen hij met pensioen ging, stonden er al veertig namen op. Niet iedereen wordt 40 of 50 jaar.”
Op de vraag welke ontwikkelingen in het onderwijs hun zorgen baren, reageert Rien V.: “Het plezier van lesgeven wordt bedreigd door alle administratieve taken. Daar hoor ik collega’s wel eens over klagen. Docenten willen met hun vak bezig zijn.” Rien t. H. denkt direct aan de hoge werkdruk. Hij legt uit: “Als je lesboek is gebaseerd op vier lesuren per week en je hebt er maar drie, dan moet je continu hordelopen. Jongeren krijgen niet eens de kans om het goed te laten bezinken.” En de jongeren zelf, veranderen die nog? “Nee”, zegt Rien t. H. stellig. “De jongeren veranderen niet. Ze staan altijd heel open ten opzichte van docenten. En soms heb je een brutale leerling, maar die had je veertig jaar geleden ook.”